In het hart van Europa woedt een strijd die de kern van onze democratische waarden raakt: de vrijheid en onafhankelijkheid van de media. Een recente wet, de European Media Freedom Act, bedoeld om deze vrijheden te beschermen, is ironisch genoeg het middelpunt van een intense discussie geworden. Zeven EU-landen – Frankrijk, Italië, Finland, Griekenland, Cyprus, Malta en Zweden – leken deze wet te willen ondermijnen door te pleiten voor het bespioneren van journalisten in naam van ‘nationale veiligheid’. Maar is het uiteindelijk zo ver gekomen?
Een akkoord omwille van het akkoord?
De EU AI Act is niet het enige Europese wetgevende initiatief waar in de laatste rechte lijn van de triloog (het overleg tussen Europees Parlement, de Commissie, en de Raad) brokken moesten worden gelijmd door middel van een “politiek akkoord”.
Op 15 december bereikten de 3 spelers immers dergelijk akkoord over de European Media Freedom Act, een richtlijn die als doel vooropstelt het promoten van de vrijheid en diversiteit in de mediasector. Zoals steeds echter met politieke akkoorden, komt dit tegen een prijs…
De kern van het conflict? Het bronnengeheim!
Artikel 4 van de wet is het epicentrum van deze spanningen. Dit artikel, bedoeld om journalistieke bronnente beschermen, wordt door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens gezien als een fundamentele voorwaarde voor persvrijheid. Zonder deze bescherming kan de essentiële rol van de media als waakhond van de democratie worden ondermijnd.
Een aantal landen, aangevoerd door Frankrijk en gesteund door een verrechts Italiaans regime, bleek voorstander van het gebruik van spionagesoftware, die emails en beveiligde berichten kan onderscheppen, onder het mom van ‘nationale veiligheid‘.
Deze brede afwijking die lidstaten toestaat journalisten te bespioneren als zij hun nationale veiligheid bedreigd zien, opende de deur voor willekeurige surveillance, zelfs bij gevallen van kleine overtredingen.
Het Europees Parlement heeft geprobeerd grenzen te stellen aan deze repressieve neigingen. Hun alternatieve versie van Artikel 4 stelt striktere regulering voor, zonder verwijzing naar ‘nationale veiligheid’, en waarbij journalistieke communicatie alleen zou mogen worden onderschept in bepaalde gevallen én met voorafgaande toestemming van een onafhankelijke rechterlijke autoriteit. Dit botste dan weer op verzet van Italië en Frankrijk, die de verwijzing naar ‘nationale veiligheid’ als een “rode lijn” zagen.
De kunst van het compromis? Hetzelfde maar met andere woorden!
De mediawet zoals nu in het politiek akkoord werd overeengekomen, bevat maatregelen die moeten voorkomen dat journalisten, inclusief freelancers, alleen maar worden gecontroleerd omdat ze hun werk doen en dat de identiteit van hun bronnen wordt beschermd, onder andere tegen het gebruik van spyware.
De enige uitzonderingen die in het akkoord worden gehandhaafd, hebben betrekking op onderzoeken van de autoriteiten naar een vooraf vastgestelde lijst van ernstige misdrijven zoals terrorisme en moord en voorafgaande toestemming van een rechter of een onafhankelijke autoriteit. De betrokken journalisten worden achteraf geïnformeerd en kunnen de surveillance aanvechten bij de rechtbank.
De verwijzing naar de nationale veiligheidsvrijstelling – het meest controversiële onderdeel van dit onderwerp en de rode lijn voor sommige lidstaten – werd echter verwijderd. En vervangen door een formulering die stelt dat de wet de nationale verantwoordelijkheden van de EU-landen respecteert, zoals vastgelegd in de Verdragen. En laat nu net de Verdragen heel erg omzichtig omgaan met kwesties van nationale veiligheid. De vraag kan dan ook gesteld worden, wie hier bakzeil heeft gehaald: Frankrijk en Italië? Of toch het Europees Parlement?
Conclusie
De inzet was of het Europees Parlement zou vasthouden aan het beschermen van de fundamentele rechten van journalisten. Het dilemma was duidelijk: een wet die bedoeld is om mediavrijheid te garanderen, mag niet de oorzaak worden van haar eigen ondergang.
Deze discussie toont het delicate evenwicht tussen nationale veiligheid en persvrijheid. Het is een cruciaal moment voor Europa en haar inzet voor democratische waarden. En ook al wordt de nationale veiligheidsvrijstelling niet meer uitdrukkelijk vernoemt, het is duidelijk dat de strijd nog niet gestreden is. De definitieve interpretatie zal niet alleen de toekomst van de Europese persvrijheid bepalen, maar ook de aard van de democratie die we in Europa koesteren.
Bij vragen hierover kan u ons steeds contacteren via hallo@dejuristen.be.
Geschreven door Kris Seyen, Partner deJuristen