In verschillende media werd vandaag melding gemaakt van de hommeles die is ontstaan tussen de Belgische voetbalbond en stripuitgever TJ Editions. Aanleiding? Een stripverhaal over de geschiedenis van de Rode Duivels. “Een inbreuk op het portretrecht”, klinkt het uit de hoek van de KBVB. Heeft hun rechtsvordering kans op slagen? Wij zoeken het uit.
Portretrecht, in de Belgische wetgeving ‘Recht op afbeelding’ genoemd, is een persoonlijk recht. Het houdt in dat een natuurlijke persoon zich – in bepaalde gevallen – kan verzetten tegen de publicatie van werken waarin hun beeltenis is opgenomen. Onder werken verstaan we foto’s, maar ook bijvoorbeeld schilderijen of tekeningen. Stripverhalen vallen hier in principe dus ook onder. In ieder geval is het zo dat het recht op afbeelding een persoonlijk recht is, en dus toekomt aan natuurlijke personen en niet overdraagbaar is. Dit houdt in dat – in theorie – de spelers zélf wel een rechtsvordering tegen de uitgeverij kunnen instellen op basis van het recht op afbeelding, maar dat de KBVB dit niet kan doen in naam van de spelers. Bovendien moet het portretrecht genuanceerd worden in het geval we te maken hebben met publieke personen, en het leidt geen twijfel dat Vincent Kompany en compagnie tot deze categorie kunnen worden gerekend. Een vordering op basis van het recht op afbeelding door een van de spelers zou dus niet echt kans op slagen hebben.
Een tweede argument dat de KBVB aanhaalt is dat TJ Editions onrechtmatig gebruik maakt van haar logo. We hebben het eventjes nagetrokken en de KBVB heeft haar logo wel degelijk als beeldmerk laten registreren bij het Benelux Bureau voor Intellectuele Eigendom. De voetbalbond kan met andere woorden de bescherming van haar merk inroepen tegen TJ Editions, gezien men een beschermd merk slechts mag gebruiken na expliciete toestemming van de eigenaar van het merk.
Wat betreft het argument dat TJ Editions niet het recht heeft de namen van de spelers te publiceren, durven wij toch te stellen dat dit argument niet lang zal standhouden. Ook hier kan worden ingeroepen dat de spelers van de Rode Duivels publieke personen zijn. Zolang de reputatie van de personen in kwestie niet ten onrechte en met opzet wordt geschaad, kan er in principe geen probleem zijn. Hierbij kan worden verwezen naar het arrest dat in 2000 werd gewezen door de Rechtbank van Eerste Aanleg in de zaak tussen Herman Brusselmans en Ann Demeulemeester. Brusselmans meende dat hij ook Ann Demeulemeester haar naam mocht gebruiken, gezien zij een publiek persoon is, maar de rechtbank oordeelde dat hij haar ernstige reputatieschade had toegebracht, en stelde de schrijver in het ongelijk. Maar in de strip worden de spelers waarschijnlijk niet in vulgaire situaties gebracht, dus een dergelijke uitspraak is hier niet denkbaar.
Uitgeverij TJ Editions stelt dat ‘de geschiedenis van de Rode Duivels toe hoort aan het Belgische volk’. Ons inziens kan deze stelling worden afgedaan als juridische nonsens. Indien dit argument naar analogie zou worden geïnterpreteerd zou dit de gehele zin van het intellectuele eigendomsrecht tenietdoen. Een tweede argument dat de uitgeverij aanhaalt luidt alsvolgt:: “wij hebben de KBVB gevraagd of een samenwerking mogelijk was, maar kregen geen antwoord, en dus ook geen verbod”; Tja, wij hebben ook gemaild naar Apple of we een ook een iPad mochten op de markt brengen, en we kregen ook geen antwoord…
Alles samen genomen gaan we ervan uit dat de KBVB een sterke zaak heeft. Zeker op basis van het merkenrecht heeft Uitgeverij TJ Editions wat te vrezen.