Onderstaande opinie is een persoonlijke opinie met als bedoeling enkele rotte appels uit het dataretentie-debat te slagen. Het debat is genuanceerder dan het door sommige partijen wordt voorgesteld en met deze wil ik een constructieve bijdrage leveren om de geloofwaardigheid terug te winnen.
“Een maatschappij die een fundamentele vrijheid opoffert voor een beetje veiligheid, verdient geen van beiden.” Benjamin Franklin.
Bovenstaand citaat wordt vrij vaak gebruikt in de discussie tegen dataretentie, de bewaarplicht met betrekking tot bepaalde gegevens nuttig voor het algemeen belang en vervolgen van misdaad. En zoals al vaker kan gebeuren met citaten, de geciteerde autoriteit doet ons afdwalen van de werkelijke inhoud van het bericht. Precies hetgene ik de gebruiker verwijt.
Ik wil niet gezegd hebben dat dit citaat kant noch wal raakt. Dat ik dit citaat daarentegen minder gepast vindt in deze situatie strookt wel meer met mijn waarheid. Meer bepaald het gebruik van de bewoordingen ‘een fundamentele vrijheid opoffert’ en een ‘beetje veiligheid’ storen mij, of kan minstens genuanceerd worden.
Nochtans moet men ons de noodzaak aan een deftige privacy-bescherming niet uitleggen. Op geregelde basis worden wij geconfronteerd met individuen die een schending van hun persoonlijke levenssfeer aan ons voorleggen, laat staan dat we heel af en toe onze persoonlijke mening op dit vlak uiten (kameraad Matthias; met pek en veren (opinie))
“Een fundamentele vrijheid opofferen”?
Het begint al met het woord “opofferen”. Neen, we leiden ons arme geitje genaamd ‘privacy’ niet naar de slachttafel om het vervolgens op deskundige wijze van zijn ingewandjes te ontdoen en wat er nog van vel rest als relikwie te dragen. Nee, daarvoor spelen we nog te graag met ons geitje. Bij leven wel te verstaan.
Nochtans is dat hetgene wat de belangengroepen ons willen doen geloven. Namelijk dat we onze privacy op dit vlak integraal te grabbel gooien zodat er ons binnen afzienbare tijd niets meer rest. Iedere tegemoetkoming nu, is het begin van een nieuwe tegemoetkoming.
In dergelijke discussies lijkt het maar al te vaak of we toegevingen moeten doen aan een apparaat dat we niet meer in de hand hebben. Vaak wordt ook verwezen naar het gevaar van een nu nog ongekend apparaat. En uiteraard is dat niet ondenkbaar …
… maar laten we realistisch blijven. Als er in de toekomst een dergelijk apparaat aan de macht komt beschikken we ook zonder een dataretentie-wet niet over de nodige garanties. Integendeel, we zullen omwille van ons kennisgebrek in snelheid genomen worden en de talrijke belangengroepen zullen vakkundig monddood gemaakt worden. Het zal dan aan de democratie en enkele pedagogische tikken van het supranationale niveau zijn om de nodige orde te herstellen.
Ik vind het dan ook meer correct om te spreken van een ‘toegeving’ op onze Privacy in plaats van een ‘opoffering’. En geheel conform het EVRM zijn toegevingen niet problematisch indien zij voldoen aan volgende drie voorwaarden;
– bij de wet is voorzien
– in een democratische samenleving noodzakelijk
– in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid … het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Toch blijven bepaalde belangengroepen maar al te gretig inspelen op het angst-element en dit is niet correct. Als ik een naïeve volgeling ben kan ik niet anders concluderen dan dat de overheid zich continu zal bezig houden met het tracken van eenieders internetgedrag, met het grootste gemak en een nog grotere willekeurigheid. Dit is echter een groot misverstand.
Dataretentie wil eenvoudig zeggen dat internet providers verplicht zijn bij te houden aan wie zij op welk moment welk IP-adres hebben toegekend. Dit moet het toelaten om een tijdens het strafonderzoek verkregen IP-adres te linken aan de verantwoordelijke persoon. Een praktijk die overigens al langer gebeurde en er bij deze de nodige openbaarheid en wettelijke basis krijgt.
Dit proces van verkrijging en opvraging is in mijn ogen arbeidsintensief genoeg dat misbruik eerder uitzondering dan regel zal zijn. En ook in geval van misbruik ben je als slachtoffer niet kansloos met betrekking tot herstel. En ja, iedereen zal wel iets te verbergen hebben maar of dit zodanig crimineel interessant is dat het de aandacht van onze overheidsinstanties trekt is jouw eigen persoonlijkheid iets te veel eer aan doen vrees ik. De desbetreffende instanties hebben dus wel wat beters te doen dan “Uw leven uitpluizen, achterhalen wat je hobbies zijn, wie je vrienden zijn, je geliefden,…. Alles. En die data zal beschikbaar zijn voor de Overheid”.
Dit laatste blijft een prognose; gelieve er mij niet later kansloos op af te rekenen. Momenteel blijf ik geloven in de luie ambtenaar en voldoende rechtsmiddelen a contrario.
“Beetje veiligheid” …
Laat ik dit stuk beginnen door er meteen een ander mensenrecht bij halen namelijk artikel 5 EVRM; ‘een ieder heeft recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon’. Iedereen met een beetje achtergrondkennis weet dat mensenrechten kunnen conflicteren, en als dit het geval is dan valt er meestal wel een gulden middenweg te vinden die beide respecteert. Ook in dit geval is het niet anders.
Ik vermoed dat de meerderheid van de Belgen ondertussen wel een denkt dat hij een abonnement op phishing heeft, ik alvast wel. Internetcriminaliteit is in opmars, de cijfers bewijzen het en dan vrees ik dat we de top van de ijsberg nog niet gezien hebben. En hoewel er recent een bende ‘phishers’ werd veroordeeld schreeuwt mijn mailbox nog steeds de perceptie van straffeloosheid uit.
Toegegeven, het lijkt alsof er momenteel geen rem staat op de criminele inventiviteit en ze worden er steeds beter in. Ook wij, de kritische ICT-juristen, hebben al een paar keer serieus getwijfeld over de echtheid van enkele mails die wij onder ogen krijgen. In mijn ogen voorspelt dit weinig goeds in de aanschijn van de democratisering van het internet. Veel te veel mensen zijn niet kritisch genoeg op het internet, of dit van niet willen of niet kunnen is laat ik in het midden. Feit is, het zijn steeds de zwaktsten die zich laten vangen.
Net die zwakkeren zullen zich nooit in dergelijke debatten mengen. Het lijkt me dan ook niet verstandig om de dataretentie enkel vanuit de privacy-hoek te bekijken. We hebben momenteel nood aan initiatieven die ons als internetgebruiker beschermen. De slagkracht in de praktijk moet veel groter worden, de middelen moeten herzien worden. Of moeten wij werkelijk eerst zelf slachtoffer zijn voor we de werkelijke noodzaak inzien? Ik heb ondertussen al meer dan genoeg voorbeelden gezien om zelf overtuigd te zijn.
Katapulteer Benjamin Franklin naar onze tijd en hij zou zich niet vreemd voelen in het aanschijn van onze huidige wild internet-west. Ik ben er dan ook van overtuigd dat hij in zijn citaat een ‘beetje veiligheid’ niet interpreteert als een ‘minimum aan veiligheid’, een noodzaak waar wij momenteel wel worden geconfronteerd.
We mogen tenslotte in dit debat niet vergeten dat er nog steeds zoiets bestaat als ‘het recht op een eerlijk proces’. Dit mensenrecht, deze garantie zit ingebakken in ons strafprocesrecht om een eerlijke onderzoeksfase te garanderen. Menig burger heeft al vaak kortzichtig gevloekt om de straffeloosheid ten gevolge van een procedurefout, maar toch zijn die onderzoeksregels een absolute noodzaak in een rechtsstaat. Het is dan ook naief om in deze discussie er eenvoudig van uit te gaan dat deze regels niet van toepassing zijn.
Om af te sluiten nog een kanttekening die amper gemaakt wordt; het gerechtelijk onderzoek verzamelt steeds bewijzen à charge en à décharge. Datarentie kan dus met andere woorden uw perfecte alibi zijn.
Conclusie
Wat ik met voorgaande wou duidelijk maken is dat we nu de unieke kans krijgen om over dataretentie na te denken. Het is naïef te geloven dat er geen noodzaak aan dataretentie is, althans bij het ontbreken van een wondermiddel. Het anonieme internet bestaat niet meer en dat is ook nodig als het een belangrijk deel van het alledaagse leven wordt. We geven al jaren onze meest persoonlijke informatie vrij aan bedrijven en de listen waarop ze dit van ons ontlokken worden steeds verfijnder, maar als we dan horen dat bevoegde instanties IP-adressen kunnen opvragen tot 12 maanden na datum om de rotte appels uit het systeem te halen steigeren we zonder nadenken.
Laat ons de discussie dan ook aangrijpen om dataretentie te regelen zoals wij dat wensen, in plaats van het naïeve afwijzen zonder meer. Dit kan door de nodige zekerheden in te bouwen, door na te denken over de bewaringsperiode, door het type opgeslagen informatie duidelijk af te lijnen, door regels rond de toegankelijkheid uit te vaardigen, etc. maar voornamelijk door de wet en het recht te laten leven.
Enkel en alleen door de interactie met de werkelijkheid kunnen we komen tot een systeem dat tegemoet komt aan de noden van alle partijen, de ultieme symbiose tussen veiligheid en privacy. Ik voorspel dan ook excessen, er zal al eens een inbreuk gebeuren op de rechten van een journalist of advocaat, maar deze excessen zijn nu eenmaal noodzakelijk om de duidelijke grenzen vast te stellen. Recht is nu eenmaal grenzen aftasten, het maatschappelijk draagvlak vergroten en begrippen (her)definiëren.
Ik durf mijn hand dan ook in het vuur steken dat dergelijk type debat juist wel een versterking van het begrip Privacy kan betekenen.
In dat opzicht moeten we dan ook meer vertrouwen hebben in ons rechtssysteem, dat het klappen van de zweep nu onderhand wel kent. Het angstelement dat de verscheidene belangengroepen gebruiken om hun mening te uiten is de verkeerde premisse, als het al een waarachtige premisse is. Ik raad aan hier volgende keer mee rekening te houden; misschien hebben ze dan wel het gevoel voldoende gehoord te zijn.
Deze juridische bijdrage werd geleverd door Quinten Seghers, ICT-jurist bij deJuristen.