Dataretentie is een begrip dat bij de gewone burger al te vaak de schouders doet ophalen. Nochtans is het een onderwerp dat ons allen treft en waar we best niet te licht over gaan. Dataretentie verwijst immers naar het bewaren van telefonie- en internetgegevens, meestal voor analyse en opsporing. Dit omvat alle gegevens betreffende de betrokken personen, de datum, het tijdstip, de duur en de omvang van een telefoongesprek, een SMS- of e-mailbericht, alsook de gebruikte technologie en de locatie ervan.[1] Dat dit ingrijpt op het door artikel 8.1. EVRM gewaarborgde recht op privacy staat dan ook vast.
De grondrechten vervat in artikel 8.1. EVRM hebben evenwel geen absoluut karakter. Overeenkomstig artikel 8.2. is een inmenging van het openbaar gezag slechts toegestaan voor zover dit bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Daarnaast hecht het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zeer veel belang aan de proportionaliteit van deze inmenging. Zoals we verder zullen zien blijkt uit artikel 126 van de wet elektronische communicatie (hierna: WEC) [2] dat de wetgever zich juist op de 2 eerstgenoemde uitzonderingen beroept om zijn inmenging te verantwoorden.
“They who can give up essential liberty to obtain a little temporary safety, deserve neither liberty nor safety”.
De vraag blijft echter in hoeverre wij onze privacy willen opgeven om onze veiligheid te garanderen. Reeds in 2008 uitte de Nederlandse internetgoeroe Rop Gonggrijp zijn bezorgdheid hierover. Ieder stukje privacy dat we vandaag prijsgeven zijn we voor eeuwig kwijt. Hetgeen de overheid vandaag als de uiterste grens beschouwt vormt vanaf morgen de startmeet voor een nieuw overheidsingrijpen. Benjamin Franklin schreef in 1775 “they who can give up essential liberty to obtain a little temporary safety, deserve neither liberty nor safety”.[3] De burger moet zich dan ook terecht vragen stellen bij de proportionaliteit van deze inmenging en mag dit niet als een evidentie gaan beschouwen. Is het nodig dat iedere burger als een potentiële crimineel wordt beschouwd? Dient de overheid werkelijk over al deze info te beschikken?
‘Privacy is dead, get over it!”
Op 15 maart 2006 werd richtlijn 2006/24/EG[4] in de schoot van het Europees Parlement en de Raad goedgekeurd. Deze richtlijn staat beter bekend als de dataretentierichtlijn en ontving in 2010 de Big Brother Awards[5]. Overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn had België al in 2009 moeten overgaan tot het omzetten ervan naar Belgisch recht. Het heeft echter tot 19 september 2013 geduurd voor de Belgische wetgever, onder druk van de commissie, hiertoe is overgegaan. Maar in België gaat men helaas verder dan het louter omzetten van deze richtlijn. De Belgische wetgever poogt, naar eigen zeggen, niet enkel de lacunes in het Europese kader op te vullen. Hij wenst daarbij ook een wetgeving te creëren die beter voldoet aan de behoeften van de politiediensten en de gerechtelijke autoriteiten en die beter is aangepast aan de technologische en economische ontwikkelingen.
Een tijdje geleden scheen Facebook al licht op de hoeveelheid informatie dat overheden bij hen hadden aangevraagd. België had reeds gebruik gemaakt van Facebook om 169 profielen te laten onderzoeken tussen januari 2013 en juni 2013. Vergeleken met onze internetpopulatie (en deze van de buurlanden) is dat een redelijk aanvaardbaar cijfer en duidt het, hopelijk, op gerichte onderzoeken. Deze resultaten van voor de omzetting van de dataretentierichtlijn zullen ons in de toekomst een mooi perspectief geven van het effect van de nieuwe wetgeving. We kijken dus alvast uit naar het volgende rapport van Facebook waarin men ons verteld wat we eerder van onze overheid zouden moeten horen.
Het K.B. van 19 september 2013 [6] vervolledigt het reeds in 2005 ingevoerde artikel 126 WEC. Dit artikel voorziet in de opslag van verkeers-, locatie- en identificatiegegevens. Het haalt hiervoor vier gronden aan, met name:
– de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten zoals bedoeld in de artikelen 46bis en 88bis van het Wetboek van strafvordering,
– de beteugeling van kwaadwillige oproepen naar de nooddiensten,
– het onderzoek door de Ombudsdienst voor telecommunicatie naar de identiteit van de personen die kwaadwillig gebruik hebben gemaakt van een elektronische communicatienetwerk of –dienst en
– de vervulling van de inlichtingenopdrachten met inzet van de methoden voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
De gegevens kunnen vervolgens worden opgevraagd door de onderzoeksrechters, de procureurs des Konings, de politie en de Belgische staatsveiligheid.[7] Ze worden bewaard voor een periode van 1 jaar.
Artikel 126 WEC laat het aan de Koning over om deze gegevens en hun vereisten te bepalen. Daarin voorziet Artikel 3 tot en met 6 van het K.B. een opsplitsing van respectievelijk de serviceproviders in openbare aanbieders van vaste telefonie, mobiele telefonie, internettoegangsdiensten en de aanbieders van een openbare e-maildienst en internettelefonie. Onder deze opsplitsing vallen ook steeds de aanbieders van de onderliggende openbare netwerken voor elektronische communicatie.
Voor al deze aanbieders wordt in paragraaf 1 van het desbetreffende artikel de gegevens die moeten worden opgeslagen voor de identificatie van de eindgebruiker, van de eindapparatuur die vermoedt wordt te zijn gebruikt en van de gebruikte elektronische communicatiedienst opgesomd. We denken hierbij onder meer aan de persoonsgegevens, de abonnementsgegevens en de betalingsgegevens. Vervolgens vinden we in paragraaf 2 de verplicht te bewaren verkeers- en localisatiegegevens met als belangrijkste voorbeelden de identificatiegegevens van de opgeroepene, de plaats waar de verbinding tot stand komt en beëindigd wordt en het volume dat werd gedownload of geüpload.
In een maatschappij waar één derde van de Belgische gezinnen over een smartphone beschikt[8] moet men deze mogelijkheden argwanen. Iedere keer dat iemand een handeling uitvoert op zijn of haar smartphone, zoals onder meer een sms versturen, een oproep voeren of op het web surfen, worden er immers gegevens geregistreerd bij de serviceproviders. . Deze gegevens omvatten onder meer de locatie waarop de persoon zich op dat moment bevond. In onze huidige informatiemaatschappij brengt dit dan ook met zich mee dat van eenieder een uitgebreid overzicht kan worden gemaakt van wat deze persoon op een bepaalde dag heeft gedaan, waar hij zich daarbij bevond en met wie hij contact heeft gehad. De grens ligt momenteel nog vlak voor de inhoud van de communicatie maar ook dit kan slechts een kwestie van tijd zijn.
Besluit
Burgers dienen dan ook ruimschoots ingelicht te worden over dataretentie en de gevolgen die dit met zich meebrengt. Het recht op privacy is een lang verworven recht dat niet zomaar terzijde mag worden geschoven. Ook de Liga voor Mensenrechten is het niet eens met deze wetgeving en waarschuwt voor een “veramerikanisering van de privacy”.
“De loutere opslag van gegevens vormt een risico op eventueel misbruik later, zowel door politie en justitie als door derden”. Wanneer we er immers van uit gaan dat onze huidige overheid te vertrouwen is met onze gegevens, garandeert niets ons dat toekomstige overheden dit ook zullen zijn, en eens deze infrastructuur tot stand is gekomen zal het onmogelijk zijn om hier nog op terug te keren. Daarnaast moeten we maar aan de spionagesoftware die werd aangetroffen bij Mobistar denken om te zien dat onze gegevens ook niet veilig zijn ten aanzien van derden.
De liga wijst er ten slotte op dat de talrijke bezwaren van mensenrechtenorganisaties en de ordes van advocaten volkomen werden genegeerd en het wetgevend proces verdacht spoedig en ondemocratisch verliep. Zij overweegt dan ook om de wet aan te vechten bij het Grondwettelijk Hof. Wij hopen alvast op een vervolg..
Deze juridische bijdrage werd geschreven door gastredacteur Nick Meyers, met eindredactie door Bert Nijs, juridisch redacteur voor deJuristen.
[1] Liga voor mensenrechten, Omzetting van de Europese databewaringsrichtlijn naar nationale wet, 21 mei 2013, Persbericht 17/05/2013, www.mensenrechten.be.
[2] Art. 125 wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, BS 30 juni 2005.
[3] B. Franklin en W. T. Franklin, Memoirs of the Life and Writings of Benjamin Franklin, London, H. Colburn, 1818.
[4] Richtlijn 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad, nr. 105/54, 15 maart 2006 betreffende de bewaring van gegevens die zijn gegenereerd of verwerkt in verband met het aanbieden van openbaar beschikbare elektronische communicatiediensten of van openbare communicatienetwerken en tot wijziging van Richtlijn 2002/58/EG, Pb.L. 13 april 2006.
[5] De Big Brother Awards worden jaarlijks uitgereikt aan een persoon, bedrijf, overheidsinstelling en voorstel, waarvan wordt gemeend dat deze persoonlijke privacy beperkt.
[6] Koninklijk Besluit 19 september 2013 tot uitvoering van artikel 126 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, BS 8 oktober 2013.
[7] Wet 10 juni 1998 tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer tegen het afluisteren, kennisnemen en opnemen van privécommunicatie en –telecommunicatie, BS 22 september 1998; Koninklijk Besluit 12 oktober 2010 houdende de nadere regels voor de wettelijke medewerkingsplicht bij vorderingen door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten met betrekking tot elektronische communicatie, BS 8 november 2010.
[8] X, “Kwart Belgische gezinnen heeft een tablet”, Het Nieuwsblad Online 9 oktober 2012, www.nieuwsblad.be