Staat het onderscheid tussen AI-machine en mens onder druk?

21 mei 2020 | AI, Intellectuele Eigendom

We schrijven niet veel over octrooien. Het is een niche waar maar weinigen warm voor lopen. Maar wat als blijkt dat een toepassing van artificiële intelligentie probeert om erkend te worden als uitvinder? Is uitvinderswerkzaamheid niet een typisch kenmerk van een natuurlijke persoon?

Spoiler alert: de machine is geen professor Gobelijn

Recent publiceerde de USPTO (het octrooibureau in de US) een beslissing dat voor een octrooiaanvraag het niet mogelijk is om een machine aan te duiden als uitvinder, omdat het uitvinderschap beperkt is tot een natuurlijk persoon. Het idee alleen al dat deze vraag nog maar werd gesteld is verbijsterend, en kan een voorbode zijn dat het tijdperk van de menselijke dominantie aan het afnemen is, terwijl het tijdperk van de Artificial Intelligence (AI) machines nog maar net begonnen is.

De octrooiprocedure

Een octrooiaanvraag kan worden ingediend door een natuurlijk persoon of een rechtspersoon. Op het einde van de procedure, wanneer het octrooi wordt toegekend, zal deze indiener (individu of bedrijf) de economische eigenaar worden van het octrooi. Omdat de economische eigendom van een uitvinding dus los staat van de eigenlijke bedenker, die ook bepaalde morele rechten heeft, dient bij een aanvraag ook steeds de uitvinder geïdentificeerd te worden. 

De aanvrager in deze zaak is Stephen Thaler, AI-activist, en reeds in het bezit van een aantal octrooien met betrekking tot AI en een AI-machine die “DABUS” wordt genoemd. Het aanvraagformulier van Thaler blijkt “DABUS” als enige uitvinder te vermelden. Nu is het uitvinderslandschap in de VS wel wat gewoon, maar dit was ook daar ongezien. 

Wanneer de USPTO hierop formeel reageert met een verzoek tot aanvulling van het dossier, omdat “de aanvraag geen uitvinder identificeert”, barst een hele procedurestrijd los. 

Het argument van de creativiteitsmachine

Thaler argumenteert hierbij dat DABUS als een “creativiteitsmachine” is die gebruik maakt van neurale netwerken die zijn getraind met algemene informatie op uitvindersniveau om zelfstandig de uitvinding te creëren.

Hij wijst er op dat DABUS niet is gemaakt om een bepaald probleem op te lossen, noch is ontworpen met speciale gegevens die relevant zijn voor de uitvinding. Het was met andere woorden DABUS, en niet een persoon, die met de vereiste nieuwheid van de uitvinding op de proppen kwam, waardoor het benoemen van de machine als de uitvinder de enige juiste beslissing was. Een uitvinding, zo argumenteert Thaler, hoeftimmers niet beperkt te blijven tot natuurlijke personen. 

Het argument van de mentale handeling

De USPTO daarentegen nam het standpunt in dat het breed interpreteren van “uitvinder” om ook machines te omvatten, in tegenspraak zou zijn met de octrooiwetgeving die verwijst naar uitvinders als personen en individuen. De USPTO onderbouwt de mening dat conceptie, de toetssteen van het uitvinderschap, een “formatie in de geest van de uitvinder” en een “mentale handeling” is, die door een natuurlijk persoon moet worden uitgevoerd. 

Het tegenargument van Thaler, dat DABUS zelf reeds het voorwerp was van een octrooi, en dat daardoor de USPTO impliciet het proces had erkend waarmee DABUS zelf uitvindingen maakt, werd met een fijne analogie van tafel geveegd: het is niet omdat een fototoestel geoctrooieerd is, dat dit fototoestel zelf het auteursrecht kan claimen op de foto’s die gemaakt worden…

En wat als er dan geen professor Gobelijn is?

Maar wat als er dan inderdaad geen mens aan te pas is gekomen? Dan zou de octrooiaanvrager eigenlijk in de verleiding gebracht kunnen worden om een natuurlijke persoon als uitvinder aan te duiden, voor formalistische redenen, ook al voldoet die persoon niet aan de criteria van het uitvinderschap. 

Dit argument kon de USPTO evenmin overtuigen en werd netjes afgehandeld als een “beleidsargument” dat echter geen ruimte creëerde om zich boven de toepassing van de duidelijke octrooiwetgeving te stellen. In andere woorden: maak dit argument niet bij het octrooibureau dat de wetten moeten toepassen, maar bij de beleidsmakers die de wetten opstellen.

Besluit

In het recht zijn we van veel zaken niet zeker. Nochtans denk ik dat we met velen zijn die tot voor kort overtuigd waren dat machines, hoe vernuftig ook, absoluut nooit uitvinders zouden kunnen zijn van andere machines. 

Het verzet van de USPTO in dit dossier, lijkt echter slechts het begin van de inspanning van de mens om het onvermijdelijke te voorkomen. 

Wil je intussen als natuurlijke persoon advies omtrent de bescherming van je geestelijke creaties? Je kan ons bereiken op hallo@dejuristen.be.

Geschreven door Kris Seyen, Partner deJuristen

Onze diensten

Information Technology

Intellectuele Eigendom

Privacy

e-Compliance