Free speech of hate speech? Een dunne lijn

10 januari 2017 | IT-recht, Social Media

#

Leestijd: 8 minuten.

“Hoe meer hoe beter”,  “zonde dat hij niet meer kameraden heeft meegenomen”, “een Turk minder :)”, “bruin geboren = bruin sterven”. Zo luidden enkele van de reacties op het overlijden van Kerim Akyil, een Belg die omkwam bij de aanslag op een Turkse nachtclub op oudejaarsnacht in Istanbul. Afgelopen zomer verschenen na het overlijden van Ramzi Mohammed Kaddouri, een Belg op vakantie in Marokko, gelijkaardige reacties. Gelijkekansencentrum Unia vroeg Facebook om de haatdragende reacties zo snel mogelijk te verwijderen. Enkele dagen later kondigde Jago Kosolosky, hoofdredacteur van Knack.be/LeVif.be, aan dat reageren op krantenartikels niet meer mogelijk zal zijn in de toekomst omdat hij het weigert op zich te nemen om mensen online op te voeden. Is het de taak van nieuwssites en sociale mediakanalen om reacties te modereren?

Hoewel de vrijheid van meningsuiting één van de basisbeginselen is van een democratie, is het geen absoluut recht. Hate speech, uitspraken die gericht zijn op het verspreiden van, het aanzetten tot, promoten en rechtvaardigen van haat, worden niet beschermd door de vrijheid van meningsuiting. Zo bepaalt de Belgische antiracismewet dat uitingen die bewust aanzetten tot discriminatie, segregatie, haat of geweld jegens een groep personen of gemeenschap, wegens hun nationaliteit, etnische afstamming of ras strafbaar zijn. Jan Jambon (N-VA), minister van Binnenlandse Zaken, beloofde dan ook de het schrijven van haatdragende reacties strafbaar te stellen.

De auteurs van de haatdragende reacties lopen het risico op een geldboete en/of op een gevangenisstraf van een maand tot een jaar. Een eerste moeilijkheid schuilt in welke reacties nu precies gekwalificeerd moeten worden als hate speech en welke niet. De grens is soms dun en het zal grotendeels van de beoordeling van de rechter afhangen of een reactie als “bruin geboren=bruin sterven” als hate speech zal worden bestempeld.

Daarnaast is het vaak niet evident om de auteurs van de haatdragende reacties op te sporen. Steeds vaker verschuilen mensen zich achter een fake profiel op Facebook en zijn ze dus enkel te traceren via hun IP-adres. Iemands identiteit achterhalen via een IP-adres is vaak niet alleen een proces van lange adem maar vergt ook veel investeringen van de federale politie. Het is ook niet uitzonderlijk dat de werkelijke auteur van de reactie simpelweg niet gevonden kan worden via zijn IP-adres wanneer hij of zij zich bijvoorbeeld aanmeldt vanop een publiek toegankelijke wifi-locatie.

UNIA

De auteurs van de haatdragende reacties zijn evenwel niet de enigen die aansprakelijk gesteld kunnen worden. Bram Sebrechts van Unia beloofde al dat ze met Facebook rond de tafel zullen zitten aangezien Facebook in een charter heeft beloofd om na een melding binnen de 24 uur in te grijpen. Uit een recent rapport van de Europese Commissie blijkt dat Facebook dit slechts in 1 op 3 gevallen uitvoert. Welke verantwoordelijkheid dragen sociale mediakanalen en nieuwssites nu precies in het verwijderen van haatdragende reacties?

In Europa gelden twee regimes voor de aansprakelijkheid van webhosts voor haatdragende reacties van hun gebruikers, namelijk de E-Commerce richtlijn en artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Op grond van artikel 14 van de E-Commerce richtlijn kunnen webhosts niet aansprakelijk worden gesteld wanneer ze geen daadwerkelijke kennis hebben van de onwettige activiteit. Het platform kan zich ook van aansprakelijkheid ontdoen, wanneer het, zodra het kennis krijgt van de onwettige activiteit of het onwettig karakter van de reactie beseft, de reactie verwijdert of de toegang ertoe onmogelijk maakt. Volgens artikel 15 van de E-Commerce richtlijn mogen lidstaten webhosts geen algemene toezichtsverplichting opleggen voor de informatie die zij doorgeven of opslaan. Ze kunnen ook niet eisen dat webhosts actief op zoek gaan naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteiten duiden. Als sociale mediakanalen en nieuwssites beroep willen doen op de uitsluiting van aansprakelijkheid, is dus een passieve status vereist. Wanneer ze echter actieve controle en zeggenschap uitoefenen over de content die wordt aangeleverd door gebruikers, zullen ze als een journalistiek medium in de zin van artikel 10 EVRM kwalificeren, waardoor ze geen beroep kunnen doen op de uitsluiting van aansprakelijkheid.

Notice-and-take-down

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) bepaalde in het arrest Delfi AS vs. Estland dat Delfi, een nieuwssite, aansprakelijk gesteld kan worden voor de haatdragende reacties op een nieuwsartikel. In de disclaimer op hun site waarschuwde Delfi nochtans dat reacties in strijd met goede zeden, of die aanleiding kunnen geven tot geweld, verboden zijn en de auteurs van dergelijke reacties aansprakelijk kunnen worden gesteld. Daarnaast hanteerde Delfi, net zoals Facebook, een ‘notice-and-take-down’ systeem. Iedereen die een reactie als ongepast ervaarde, kon hiervan melding maken aan de beheerders van Delfi. Het EHRM was echter van oordeel dat Delfi er niet in geslaagd was de reacties binnen een redelijke termijn te verwijderen.   Als gevolg van deze uitspraak staan nieuwssites (die geen beroep kunnen doen op een passieve status) onder druk om hun reacties te modereren. In zijn opinie kaart Kosolosky dan ook dat journalisten genoodzaakt zijn om de inspanningen op vlak van moderatie en bestrijding van misbruik steeds op te trekken. In zijn visie kunnen die middelen en tijd beter geïnvesteerd worden in onderzoeksjournalistiek. Hoewel het EHRM suggereerde dat het minder streng zou zijn voor niet-commerciële sites, sociale media en blogs, is het nog onduidelijk of Facebook aansprakelijkheid zou kunnen ontlopen wanneer reacties die gekwalificeerd kunnen worden als hate speech niet binnen een redelijke termijn worden verwijderd.

Voorlopig heeft Facebook er dus alle belang bij om reacties die gekwalificeerd kunnen worden als hate speech binnen een redelijke termijn te verwijderen. Het is geen evidente taak om te beoordelen welke reacties nu precies hate speech uitmaken en welke niet. Critici vrezen dat die onzekerheid aanleiding kan geven tot censuur, waarbij website- en sociale mediabeheerders op basis van hun eigen overtuigingen en waardeoordelen zullen modereren. In november nog bande de sociale netwerksite Twitter verschillende extreemrechtse gebruikers waaronder Yiannopolous, een redacteur bij Breibart News en voorstander van rassensegregatie. Yiannopolous verklaarde dat geband worden van Twitter het beste is wat hem kon overkomen, omdat het naar eigen zeggen zijn reputatie als criticus van de mainstreammedia alleen maar bevestigde. In dat geval rijst de vraag of het verwijderen van haatdragende reacties of verbieden van reacties de in te slagen weg, of toch een brug te ver is.

 

Dit stuk werd geschreven door Laetitia Mouton (deJuristen Gent). 

 

 

Onze diensten

Information Technology

Intellectuele Eigendom

Privacy

e-Compliance